Naam: Nannie Veerman-Croiset. Leeftijd: 68 (in 2004)
Is: Paranormaal Genezer
Ze heeft het van geen vreemde. Gerard Croiset (1909-1980) werd beschouwd als de Mozart onder de helderzienden. Internationaal vermaard is dochter Nannie Veerman-Croiset niet, maar de door haar voortgezette praktijk in Utrecht zit nog steeds bomvol. Elke dag weer. Tot diep in de avond. En ook nog op zaterdagochtend.
Nannie Veerman-Croiset
Delen van onderstaande artikel kwamen we tegen op Voetspoor.nl en Congratia.nl.
Mensen met kanker kan ik niet genezen. Ik kan ze wel kwaliteit van leven bieden. Ik kan iets doen aan hun pijn, ik kan energie geven. Maar genezen? Nee. De mens zit boordevol weerstand en antistoffen. Daar kom ik niet altijd doorheen. Want, dat is dus het gekke, kankercellen sec kan ik weer wél beïnvloeden. Dat is uit proeven aan de Rijksuniversiteit Utrecht gebleken.
Ik moest een plastic doosje met kankercellen in mijn handen houden. Voor en na ‘mijn behandeling’ zijn toen significante verschillen in temperatuur waargenomen. Op een gegeven moment sloeg de damp van dat doosje. Er zijn elke tien seconden foto’s van dat experiment gemaakt. Ze dachten natuurlijk: nu gaan we die truc eens vastleggen.
Ik kan het allemaal ook niet verklaren. De moleculair celbioloog dr. Roel van Wijk evenmin. De universiteit doet al twintig jaar wetenschappelijk onderzoek naar mijn paranormale gaven. Ik werk graag mee; ik ben zelf ook nieuwsgierig naar het hoe en waarom. Ik heb, bij wijze van experiment, ratten met tumoren behandeld. Van afstand, langs telepathische weg. De universiteit had tien ratten apart gezet. Op hen moest ik me concentreren. Ik heb toen een foutje gemaakt. Thuis dacht ik aan al die ratten in dat laboratorium, en het bleek dat ik ze allemaal had geholpen.
Baat het niet, dan schaadt het niet. Met die instelling staan de meeste nieuwe patiënten hier op de stoep. Ze hebben vaak de hele medische rondgang al achter de rug. Ze zijn ten einde raad. Dan ga ik aan de slag. Hoe, dat is moeilijk onder woorden te brengen. Ik moet eerst aan mezelf werken; mijn gevoel moet als het ware onder dat van de patiënt komen. Die is zo’n eerste keer meestal nogal gespannen. Ik ga dan op zoek naar balans tussen ons: de persoon moet op mij steunen, dus op mij vertrouwen.
We hoeven elkaar niet per se sympathiek te vinden, als er maar sprake is van onzichtbare interactie. Wie tegenover me zit moet enigszins gelóven in wat ik doe. Anders wordt het een moeilijk verhaal. Scepsis mag, maar negativisme werpt een barricade op. Geloof is trouwens een substantieel deel van het genezingsproces, ook in het reguliere circuit.
Daarna praten we over de klachten. Ik heb dikwijls van doen met zware gevallen. De arts, specialist, therapeut, psychiater of acupuncturist, ze hebben hun best gedaan, maar dat is voor deze mensen vaak al lang een gepasseerd station. Ik merk vrij snel of ik tot helpen in staat ben. Meestal lukt het wel. Het resultaat van de eerste strijkage geeft de doorslag.
De meeste patiënten ervaren een aangename prikkeling of een behaaglijke warmte. Mijn handelen genereert emotie, ontspanning, verlichting van pijn. En iedereen kan het in de kring zien, want de behandelkamer is tevens wachtkamer. Tenzij iemand bezwaren heeft, dan zitten we apart, wat trouwens ook geldt bij de eerste afspraak. Ik laat het liever een arts uitleggen, maar ik veronderstel dat mijn energie heel concreet werkt op bindweefsel. Beschadigd bindweefsel houdt afvalstoffen vast, wat weer leidt tot ontstekingen. Ik boek succes bij verstijfde gewrichten of spierklachten. Ik heb relatief veel mensen met reumatische aandoeningen.
Natuurlijk kan ik ook een heleboel niet, of althans niet alleen. Ik verwijs patiënten dan alsnog door naar de huisarts, de specialist of de psychiater. Mensen met fibromyalgie, in de volksmond weke- delen-reuma, beveel ik de reumatologe dr. Yolanda Schenk aan. Mensen met depressies hebben vaak baat bij dopamine of serotonine en die kan ik ze niet verschaffen. Wie aan depressies lijdt, of worstelt met zware trauma’s of grote angsten, verwijs ik weer door naar dr. Jacobs in Nieuwegein. Ik ken de psychiater niet persoonlijk, maar ons respect is wederzijds. Dat hoor ik van patiënten. Het zit goed tussen ons, zal ik maar zeggen, maar we hebben het allebei te druk om elkaar eens op te zoeken.
Ik werk van zeven uur in de ochtend tot half elf in de avond. En op zaterdagochtend. Vier weken op, een week af. Dat is pittig, maar een opoffering vind ik dat niet, want het werk bezorgt me elke dag weer een onbeschrijfelijk geluksgevoel. Ik ben dankzij mijn paranormale gaven een zeer, zéér blijmoedig mens.
Ook mijn vader heb ik zelden chagrijnig gezien. Hij was een innemende, sprankelende man met een lichte, snelle levensvibratie. Altijd onderweg om mensen te helpen. Voor de oorlog, in Twente, durfde hij geen cent voor zijn gave te vragen. Hij vond dat niet gepast. Mijn moeder heeft hem ervan overtuigd dat dit zo echt niet langer kon, dat er brood op de plank moest komen. Daarna vroeg hij een bijdrage ‘naar draagkracht’. Dat doe ik ook nog wel. Normaal gesproken is mijn tarief twaalf euro per consult, en dan maakt de tijdsduur niet uit.
De oorlog was geen gemakkelijke tijd voor mijn vader. Zijn grootouders van vaderskant waren joods. Voor de kerk en de joodse traditie ben je dan geen jood, maar toch moest hij in het begin van de bezetting de davidster dragen. De mensen zagen hem voortaan op rolschaatsen langssjezen. De fiets en de trein waren voor joden verboden. Twee keer zat hij gevangen. De eerste keer was ik erbij toen ze hem uit huis sleepten. Ze sloegen hem gewoon de trap af; en wij, mijn moeder, mijn broer en ik, waren verplicht toe te kijken. De tweede keer werd hij tewerkgesteld in Emmerik. Dat was in 1944 nadat hij zijn naam had veranderd in Boekbinder, de achternaam van zijn moeder, en geen ster meer hoefde te dragen.
In Emmerik heeft hij als magnetiseur wonderlijke helingen verricht. Als meisje mocht ik altijd voor op de fiets van mijn vader mee als hij mensen ging bezoeken. Ik had al lang ontdekt dat ook ik paranormaal begaafd was. Ik kon het gedrag van dieren beïnvloeden. Ik nam buitenzintuiglijk waar. Niet met de bus mee willen gaan, en dan hoorde ik later dat die bus betrokken was geweest bij een ongeluk.
Als je muzikaliteit of tekentalent kunt erven, kun je natuurlijk ook paragnosie erven. Mijn vader - en hij had het weer van zijn vader, en die weer van zijn vader - vertelde me dat we afstammen van David. Een geslacht van zieners en genezers. Onze oudste dochter is ook begaafd. Ze helpt mensen, maar toch vooral dieren. Dat vindt ze prettiger. Ik wilde de muziek in. Ik kom uit een artistieke familie. Mijn grootvader Hijman Croiset was acteur. Een jongere broer van mijn vader was Max Croiset, toneelspeler, regisseur, voordrachtskunstenaar en vader van Hans Croiset en Jules Croiset.
Ik lijk uiterlijk veel op mijn vader, maar innerlijk op mijn moeder. Zij was een zeer gevoelige vrouw, invoelend zou ik eerder zeggen. Ze was ook zeer muzikaal. In 1953 kwam ik op het conservatorium aan de Lange Nieuwstraat in Utrecht. Piano en cello. Verder gaf ik pianoles in de omgeving om een centje bij te verdienen. Dan ging ik met de brommer op pad. Als de ouders hoorden dat ik Croiset heette kwam steevast de vraag: ‘de dochter van…’ en: ‘kun jij ook wat hij kan?’ Zo is het gekomen, want als je met deze gave bent gezegend kun je onmogelijk nee zeggen. Het is een godsgeschenk. Het is onmogelijk te denken: ik onderdruk deze gevoelens en trek me er lekker niks van aan. Onmogelijk.
Mijn vader had intussen de hoogleraar parapsychologie Tenhaeff leren kennen. Tenhaeff werd zijn mentor. Zo kwam alles in een stroomversnelling. De professor stond versteld van mijn vaders begaafdheid en wilde die helderziendheid dolgraag wetenschappelijk toetsen. Ze waren allebei nieuwsgierig en gedreven. Wel tien keer per week werd mijn vader geraadpleegd door familie van vermiste personen. Tot uit Japan. Vaak vroeg de politie hulp bij moordzaken of vermissingen. Mijn moeder ging altijd mee. Dat vond ze interessant. Ik nam de praktijk in de Willem de Zwijgerstraat waar.
Befaamd waren de stoelenproeven op openbare avonden die de professoren Tenhaeff, Bender en Van Praag 26 jaar lang organiseerden. Dertig of veertig genummerde stoelen in een zaaltje; daar werd er één van uitgeloot. Mijn vader gaf vooraf een uitgebreide beschrijving van de persoon die daar die avond - ook na loting - op kwam zitten.
Om aan alle wetenschappelijke condities te voldoen, werden de proeven zo opgezet dat de toevalsfactor praktisch was uitgesloten. Gemiddeld zeven van de tien keer had hij gelijk. Een groots staaltje van voorschouw. Ik waag me er liever niet aan. Helderziendheid in de toekomst vergt veel concentratie. En dan die spanning of je wel gelijk hebt. Voorspellen is gevaarlijke materie; het kan mensen op een verkeerd spoor zetten. Ik doe het bij wijze van uitzondering. Als, ik noem maar iets, een directeur van een bedrijf aarzelt over een beslissing waarbij de werkgegenheid van tientallen mensen in het geding is. Met spiritisme houd ik me helemaal niet bezig. Ik heb er geen grip op, ik heb er geen behoefte aan. Ik voelde een grote zielsverbondenheid met mijn vader, ik hield van mijn moeder, maar om hen nu nog iets te vragen? Ze zijn toch wel tastbaar aanwezig. In mijn herinnering. Ik woon in hun huis. Ik werk in hun huis. En dat is heerlijk.
Twee weken voor zijn dood leverde mijn vader het bewijs dat de menselijke geest in staat is materie te beïnvloeden. Op 5 juli 1980 bracht hij in de Universiteit van Diepenbeek, onder streng wetenschappelijke omstandigheden, verandering in de moleculaire ordening van een chemische stof. Dat viel langs ‘normale’ weg niet te verklaren. Mijn experiment met die kankercellen mag je ook een bewijs noemen. Maar hoe het werkt?
De waarheid ligt buiten ons verstand. Wat is intuïtie? Waarom heb ik het gevoel onsterfelijk te zijn? Binnen de begrenzing van tijd en ruimte is dat onzin. maar erbuiten is er geen enkel verschil tussen verleden, heden en toekomst. Dát is de waarneming van een paragnost.
Bron: Voetspoor.nl
30 oktober 2004
Mijn gave? Ik denk liefde, uiteindelijk. Achter alles zit liefde. Ik hou heel veel van mensen, ze zijn mijn drive. Mensen kunnen me erg ontroeren, gewoon, zoals ze zijn. Ze komen nooit in hun meest rooskleurige situatie bij me. Maar samen kunnen we tot rust komen.Mensen komen naar me toe voor kwaliteit van leven. Wat gezond is, maak ik sterker, wat ziek is probeer ik kleiner te maken. Zodat het zieke niet meer bij het gezonde kan komen. Dat doe ik met mijn handen. Die gaan naar de plek die de aandacht nodig heeft. Mijn handen gaan daar vaak vanzelf al naartoe. Ik denk dat er iets is wat mijn gevoel vóór is, en dat ik daar achteraan kom. Ik ben er zelf ook vaak verbaasd over. Ik heb het al jong bij mezelf ontdekt, ik was een jaar of acht, negen. Mijn vader (Gerard Croiset, 1909-1980) magnetiseerde, en ik probeerde hem na te doen, niet bij mensen, maar bij dieren. Op mijn vijftiende ging ik ook mensen helpen, als vader hoofdpijn had. Toen ik aan het conservatorium studeerde en in de omliggende dorpen lesgaf aan kinderen, hielp ik ook hun ouders. Totdat mijn vader daar lucht van kreeg en zei: als je les geeft, geef je les, als je magnetiseert, doe je het bij mij in de praktijk. Langzaam heb ik het lesgeven eraan gegeven. Zo is mijn praktijk heel natuurlijk gegroeid. Nog steeds is het druk, het gaat zo’n beetje de hele dag door. Ik begin om zeven uur ’s ochtends en eindig ’s avonds meestal na acht uur. Tussen twaalf en één uur wandel ik met de hond in het bos. Ik werk vier weken achter elkaar, dan neem ik een week vrij. Ik moet op tijd ontspannen, want ik moet open blijven, ontvankelijk.
Ik leg gewoon mijn handen neer en voeg warmte toe, een tinteling
Mensen hebben me nodig. Ze zijn blij met me, ik ben blij met hen. Ik kan helpen, zodat hun leven draaglijker wordt, ze nieuwe energie krijgen en minder moe zijn of pijn voelen. Ik ben meestal het laatste station voor ze; ze hebben vaak al een hele weg afgelegd, via de dokter en de therapeut. Baat het niet, dan schaadt het niet. Vaak gaat het om chronische lichamelijke klachten, maar ook stress en diepe angsten kom ik veel tegen.
Ik geef mensen geen valse hoop. Ik kan ze wel levenskracht geven, al is het maar een klein beetje. Kankercellen gaan niet weg, maar ik kan wel wat tegen de vermoeidheid doen, ik kan proberen de kwaliteit van leven zo goed mogelijk te houden. Ik heb met de Universiteit van Utrecht wel experimenten gedaan met kankercellen in een voedingsbodem. Die gingen dood; de bakjes waarin ze zaten, besloegen helemaal. Maar dat waren sec de cellen, zonder lichaam er omheen. In het menselijk lichaam spelen zich ook allemaal chemische processen af; daar kom ik niet doorheen, jammer genoeg. Hoe zoiets kan? Je kunt je er suf over denken. Ik weet het niet. Het maakt me ook niet uit, als het maar werkt. Dat zal met mijn Twentse nuchterheid te maken hebben. Sommige dingen zijn er gewoon. Die zijn mooi en puur, daar moet je zuinig op zijn en respect voor hebben.
Ik ben er heel erg blij mee, met die gave. Ik krijg er veel energie van. Ik leg gewoon mijn handen neer en voeg zo warmte toe, een tinteling. Zelf voel ik geen warmte, ik voel ontspanning, ruimte. Het is een hele verfijnde straling, die niet van mij afkomstig is. Uiteindelijk komt die van God, ja, dat geloof ik. God is voor mij liefde, een enorme bron van liefde – alleen van die gedachte al word ik warm.
Bron: Congratia.nl
Winter 2009
Ik ben Harry Groot Bramel, nu 84 jaar oud. Ik ken Nannie Croiset al vanaf mijn schooljaren, en Nannie kende mij destijds ook. Zij woonde toen in de Hessenweg in Enschede. Mijn moeder heeft Nannie’s vader vaak geconsulteerd na de oorlog. Nannie was destijds een flink uit de kluiten gewassen grote meid. Ik hoop dat Nannie deze reactie ook leest of verneemt. En ik zou dolgraag eens met Nannie willen bijkletsen over vroeger, of per e-mail of per schrijven. Natuurlijk heb ik wel enkele vragen over mijzelf. Ik hoop dat u deze reactie aan Nannie door wilt geven, bij voorbaat dank. Mijn hartelijke groeten aan de grootse Nannie.